Ik zie het steeds weer gebeuren. Iemand verliest een dierbare en krijgt in de eerste week bloemen, kaarten, misschien een ketel soep aan de deur. Mensen zijn lief, oprecht geschokt, betrokken. Maar dan… na een tijdje wordt het stil. De omgeving gaat weer door. Collega’s verwachten dat je weer ‘functioneert’, vrienden vragen hoe het nu gaat in de hoop dat je zegt: “Beter.”
We leven in een maatschappij die het moeilijk vindt om te blijven bij wat pijn doet. We zijn gericht op dóórgaan. Op herstellen, oplossen, sterker worden. Rouw past daar niet in. Want rouw heeft geen deadline. Geen stappenplan. Het is geen fase die je keurig doorloopt om daarna weer ‘de oude’ te worden. Wie écht rouwt, weet: je wordt nooit meer precies wie je was. En dat is niet verkeerd het is de waarheid.
Verdriet mag er zijn. Niet alleen in de eerste weken. Niet alleen als het zichtbaar is. Maar juist ook als het onzichtbaar wordt voor de buitenwereld, en je zelf misschien nog midden in de storm zit.
Er is ruimte nodig voor die storm. Voor de warboel van emoties, de vragen zonder antwoord, het gemis dat soms ineens weer toeslaat op een gewone dinsdag. Rouwen kan een eenzaam proces zijn, juist omdat de wereld om je heen vaak sneller verder lijkt te gaan dan jij kunt.
Rouw verdient geen haast. Het verdient erkenning, aandacht en zachte nabijheid. Want het verliezen van een dierbare is niet iets wat je ‘te boven komt’, maar iets wat verweven raakt met wie je bent. En soms is het al heel veel waard als er iemand is die dat begrijpt, die naast je blijft staan, ook als de rest al verder is gegaan.
Er is geen druk om te verklaren of te verantwoorden. Alleen zijn met je verlies is al zwaar genoeg. Je hoeft het niet ook nog eens alleen te dragen.